Inloggen
Regeling ongewenst gedrag 

Gedragsregels Seksuele Intimidatie

 

EHV heeft ter preventie van seksuele intimidatie in de sport een aantal gedragsregels opgesteld. De gedragsregels zijn vastgesteld door de Algemene Leden Vergadering van EHV. Daarmee zijn de gedragsregels van toepassing op verhoudingen binnen de hockeysport tussen sporters onderling, tussen kader onderling en tussen sporters en kader. De gedragsregels zijn van belang voor iedereen die aan sport doet. Ze zijn vooral bedoeld om alle begeleiders van sporters en van sportactiviteiten een richtlijn te geven ten aanzien van welk gedrag wel en niet is toegestaan.

 

Wat verstaan we onder seksuele intimidatie?

Seksuele intimidatie is elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren.

Seksuele intimidatie kan voorkomen tussen sporters onderling, tussen kader onderling en tussen sporters en kader. Het is een breed begrip. Dubbelzinnige grapjes, onverwachte aanrakingen en pin-ups in de verzorgingsruimte kúnnen als intimiderend worden ervaren.

Ook ondubbelzinnige, strafbare vormen van seksueel misbruik, zoals aanranding en verkrachting, vallen onder seksuele intimidatie. Dergelijke vormen van seksuele intimidatie beginnen vaak met ‘onschuldige’ vormen van intimidatie.

 

Machtsverschillen

Seksuele intimidatie komt het meest voor in relaties waarbij sprake is van een machtsverschil. Dat machtsverschil kan te maken hebben met leeftijd (volwassene tegenover kind), positie (trainer tegenover sporter) of getal (groep tegenover eenling).

 

De verantwoordelijkheid van de begeleider

Naast een sportieve taak heeft een sportbegeleider ook een (weliswaar gedeelde) opvoedkundige opdracht. De begeleider is medeverantwoordelijk voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de (jonge) sporter en voor diens ontwikkeling naar zelfstandigheid. Daarbij moet de begeleider zelf de persoonlijke grenzen van de sporter respecteren en de grenzen van professioneel gedrag niet overschrijden. Ook moet een begeleider de sporter ondersteunen in het zelf stellen van grenzen naar anderen toe.

 

‘Mag ik ze dan geen aai meer over hun bol geven?’

De omgang tussen mensen en het lichamelijke contact bij het sporten laten zich niet tot in detail regelen. Dat is ook niet de bedoeling van de gedragsregels. Lichamelijk contact kan functioneel zijn en een ‘aai over de bol’ kan motiverend en prettig zijn. Aanrakingen en bijvoorbeeld het geven van complimentjes moeten in de sport geen taboe worden. De gedragsregels zijn richtlijnen voor de begeleider, waarmee seksuele intimidatie kan worden voorkomen. Ze geven de grenzen aan van het handelen. Ze fungeren als toetssteen voor het gedrag van begeleiders en sporters in concrete situaties. Ze nodigen uit tot nadenken en discussiëren over het eigen handelen en dat van anderen in de sportomgeving.

 

Hoe te handelen bij overschrijding van de regels?

Als je grensoverschrijdend gedrag signaleert, dien je maatregelen te nemen. Wat kun je doen?

·De betreffende persoon op zijn gedrag aanspreken.

·Het bevoegde gezag (bestuur) van EHV inlichten (in overleg met het slachtoffer).

·Een officiële klacht indienen bij het bevoegde gezag (bestuur) van EHV (in overleg met het slachtoffer).

·Aangifte doen bij de politie (in overleg met het slachtoffer) indien er een strafbaar feit is gepleegd.

·Het slachtoffer wijzen op het meldpunt seksuele intimidatie in de sport en op de mogelijkheid van het krijgen van ondersteuning van de EHV-vertrouwenspersonen.

 

Definities

Onder ‘begeleider’ wordt in deze gedragsregels verstaan:

·sporttechnisch kader (trainers, coaches);

·sportmedisch kader (fysiotherapeuten, masseurs, artsen, psychologen);

·sportorganisatorisch en facilitair kader (leiders, begeleiders, managers, wedstrijdfunctionarissen, onderhoudsmedewerkers enzovoort);

·bestuurlijk kader.

 

Ook andere betrokkenen, zoals meehelpende familieleden, dienen de regels na te leven. Onder ‘sporter’ wordt in deze gedragsregels verstaan: zowel meisjes en jongens als vrouwen en mannen.

Onder ‘professioneel’ wordt in deze gedragsregels verstaan: de kwaliteit van het handelen, overeenkomstig de geldende standaard en opleiding (dus niet of er al dan niet wordt betaald voor de werkzaamheden).

 

De gedragsregels ter preventie van seksuele intimidatie in de sport

 

1.De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt (om te bewegen).

De sporter moet als mens worden gerespecteerd. Er mag geen onderscheid worden gemaakt naar of nadruk worden gelegd op godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, culturele achtergrond, leeftijd, lichamelijke kenmerken of burgerlijke staat. Dat betekent dat de sporter zich zowel tijdens het sporten maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld in de kleedruimtes, veilig moet voelen en het gevoel moet hebben dat hij zich – letterlijk – vrij kan bewegen.

 

2.De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast, én verder in het privéleven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel.

Hierbij gaat het erom dat de begeleider niet onnodig binnendringt in het privéleven van de sporter, bijvoorbeeld door er vragen over te stellen, afspraken te maken, contact op te nemen enzovoort.

 

3.De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel (machts)misbruik of seksuele intimidatie tegenover de sporter.

De begeleider mag zijn specifieke situatie en relatie niet gebruiken voor doeleinden ten eigen nutte die in strijd zijn met zijn verantwoordelijkheid voor de sporter of die de grenzen van de relatie overschrijden.

 

Grensoverschrijdend kan bijvoorbeeld zijn:

·bevrediging van eigen seksuele en/of agressieve verlangens;

·een seksueel/erotisch geladen sfeer scheppen;

·de sporter op een niet-functionele wijze bekijken, waarbij de ogen gericht zijn op de geslachtskenmerken;

·met seksueel gedrag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van de sporter;

·vormen van aanranding;

·exhibitioneren.

 

In de (professionele) relatie met de sporter kunnen bij beide gevoelens ontstaan die zich niet verhouden met de relatie tot het trainen, begeleiden en dergelijke. Deze gevoelens kunnen bijvoorbeeld zijn: verliefdheid, afkeer of agressie.

Beide partijen moeten alert zijn op deze gevoelens. De begeleider moet – zelfs als de sporter dat verlangt of daartoe uitnodigt – dan ook niet metterdaad ingaan op seksuele en/of al dan niet agressieve toenaderingspogingen, dan wel dergelijke toenaderingspogingen zelf ondernemen. Seksuele handelingen en (geforceerde) seksuele relaties tussen begeleider en sporter worden zeer sterk afgeraden.

Door partijen moeten zo snel mogelijk maatregelen worden genomen om te voorkomen dat deze ‘relatie’ zich in welke vorm dan ook ontwikkelt. Hierbij kan gedacht worden aan verbreking van één van de twee verhoudingen: de seksuele relatie of de begeleidingsrelatie.

 

4.Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de begeleider en de jeugdige sporter tot zestien jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.

Tussen volwassenen en jeugdigen is sprake van een natuurlijk overwicht. Het natuurlijke overwicht van de ‘dader’ en angst voor de gevolgen maken het vele malen moeilijker om hem ‘lik op stuk’ te geven bij ongewenst gedrag.

Al dan niet jeugdige sporters die op het moment zelf wel positief staan tegenover seksueel contact, bijvoorbeeld omdat zij verliefd zijn op de begeleider, realiseren zich vaak pas achteraf dat bij het gebeurde vele vraagtekens zijn te plaatsen. Veelal blijkt dan dat hun eventuele instemming op dat moment niet ‘echt’ was.

 

5.De begeleider mag de sporter niet op een zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of de begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten.

Uitgangspunt is dat de sporter het als seksueel intimiderend ervaart. Dit kan bijvoorbeeld zijn:

·bij begroeten of afscheid nemen te lang de hand vasthouden;

·iemand naar je toe trekken om te kussen;

·zich tegen de sporter aandrukken;

·andere ongewenste aanrakingen.

De begeleider dient ervoor te zorgen dat daar waar lichamelijk contact noodzakelijk en functioneel is voor de sportbeoefening, dit contact of deze aanrakingen nooit verkeerd – in de zin van seksueel intimiderend – kan worden geïnterpreteerd.

 

6.De begeleider onthoudt zich van seksueel getinte verbale intimiteiten.

Hierbij kan worden gedacht aan:

·seksueel getinte opmerkingen en insinuaties, zoals grove taal en schuine moppen, onder het mom van ‘dat moet kunnen’;

·het stellen van niet-functionele vragen – vaak onnodig in detail – over het seksleven van de sporter, bijvoorbeeld over masturbatie, frequentie en vormen van vrijen.

 

7.De begeleider zal tijdens training(stages), wedstrijden, toernooien en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter en de ruimten waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleedkamer en hotelkamer/overnachtingsruimte.

Gereserveerd en met respect omgaan met de sporter betekent bijvoorbeeld dat:

·de begeleider en de sporter bij voorkeur niet met z’n tweeën op reis gaan, maar met bijvoorbeeld een extra begeleider of meerdere sporters;

·de begeleider en sporter in ieder geval niet op één kamer of in één ruimte slapen;

·de sporter bij voorkeur niet alleen thuis bij de begeleider wordt ontvangen.

Gereserveerd en met respect omgaan met de ruimtes waarin de sporter zich kan bevinden, betekent dat de sporter zich daar veilig moet voelen, zijn privacy gewaarborgd is en sociale controle niet is uitgesloten.

 

Hierbij kan onder andere worden gedacht aan:

·niet zonder aankondiging de kleedkamer betreden;

·de deur open laten staan na het binnentreden, tenzij duidelijk is dat beiden behoefte hebben aan een zekere privacy;

·gesprekken dan wel overleg met de sporter niet in de kleedkamer houden, maar in een niet-intieme ruimte. Een uitzondering wordt uiteraard gemaakt voor het coachen tijdens wedstrijden; dan is het veelal noodzakelijk zich ergens rustig terug te trekken.

 

8.De begeleider heeft de plicht de sporter te beschermen tegen schade en (machts)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie.

Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen.

Binnen zijn mogelijkheden heeft de begeleider de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van de sporter. De begeleider zal de daarvoor redelijke en noodzakelijke maatregelen moeten nemen ter voorkoming van lichamelijke en geestelijke schade en misbruik, veroorzaakt door seksuele intimidatie.

De begeleider zal moeten samenwerken met bijvoorbeeld jeugdconsulenten, vertrouwenspersonen of ouders of hen van informatie voorzien. De begeleider zal feiten van vertrouwelijke aard, aan hem toevertrouwd, te allen tijde dienen te respecteren. Er zullen slechts mededelingen aan derden worden gedaan – indien enigszins mogelijk in overleg met de sporter – wanneer de begeleider ervan overtuigd is dat de belangen van de sporter of zijn omgeving hiermee zullen zijn gediend.

 

9.De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen.

De begeleider aanvaardt ook geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding staan tot de gebruikelijke dan wel afgesproken honorering. Door vergoedingen dreigen de objectiviteit van het handelen en de onafhankelijke positie van de begeleider dan wel de sporter in het gedrang te komen. Hierdoor kan een voedingsbodem ontstaan voor seksuele intimidatie en seksueel misbruik.

 

10. De begeleider zal er actief op toezien dat deze regels door iedereen die betrokken is bij de sporter worden nageleefd.

Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels zal hij de betreffende persoon daarop aanspreken. De begeleider heeft een voorbeeldfunctie. Hij zal maatregelen moeten nemen op het moment dat hij grensoverschrijdend gedrag constateert.

In eerste instantie dient hij de betreffende persoon erop aan te spreken. In tweede instantie het bevoegde gezag, dat wil zeggen het bestuur van een sportvereniging of sportbond of de directie daarvan. De sporter zal ook geholpen moeten worden. De begeleider kan hem bijvoorbeeld verwijzen naar een vertrouwenspersoon of hem helpen een klacht in te dienen.

 

11. In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen.

Dit betekent dat de begeleider ook alert moet zijn op gedragingen die niet direct seksueel intimiderend zijn, maar wel als grensoverschrijdend worden ervaren. Ook in dit geval dienen door hem passende maatregelen te worden genomen, zoals het aanspreken van de betreffende persoon.

 


Regeling vertrouwenspersoon

 

EHV wil nátuurlijk een veilige en sociale vereniging zijn, waar iedereen met plezier bezig is met haar of zijn sport: hockeyen. Het aanstellen van een vertrouwenscontactpersoon kan dan negatief klinken: we doen er met elkaar immers alles aan om juist zaken als pesten, conflicten en ruzie, discrimineren en seksuele intimidatie binnen onze vereniging te voorkomen. Maar stel nu dat ….


De praktijk binnen diverse sportverenigingen heeft uitgewezen dat er momenten en gebeurtenissen zijn waarbij grensoverschrijdend gedrag niet voorkomen heeft kunnen worden. Binnen EHV willen wij dit graag voor zijn.

Dat is dan ookéén van de redenen waarom binnen EHV een vertrouwenspersoon te vinden is. Een centraal aanspreekpunt om met elkaar zorg te dragen dat de wijze waarop we met elkaar binnen de club omgaan leuk en veilig blijft. Voorkomen is beter dan genezen.

 

De vertrouwenspersoon is er ook voor vragen die kunnen spelen voordat er problemen zijn.

Bij een vertrouwenspersoon kun je terecht met vragen die je niet makkelijk stelt of waarvan je bang bent dat er niet serieus op gereageerd gaat worden. Dit geldt voor trainers, coaches, ouders, begeleiders en teamleden. Daarbij: snel melden, er over praten en zorgen dat er (vroegtijdig) een einde gemaakt wordt aan een ongewenste situatie maakt dat deze niet verergerd en ook herhaling kan zo voorkomen worden.

 

Wanneer kun je terecht bij de vertrouwenspersoon?

Als je vragen hebt of de manier van omgaan met elkaar binnen jouw team klopt, dan ben je welkom bij de vertrouwenspersoon.

De vragen die je hebt kunnen gaanover:

Ø pesten en gepest worden;

Ø het gevoel hebben dat je er door je huidskleur, geloof of seksuele voorkeur niet bij hoort;

Ø grensoverschrijdend gedrag: de manier waarop je wordt benaderd en/of aangeraakt door een teamlid, trainer of coach ervaar je als onprettig;

Ø een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag: je denkt dat iemand in jouw directe omgeving hiermee te maken heeft;

Ø je maakt je zorgen over de wijze waarop er met je kind wordt omgegaan binnen de vereniging/het team;

Ø je vraagt je af of jouw gedrag als trainer en/of coach verstandig is;

Ø iemand heeft je direct of indirect beticht van ontoelaatbaar gedrag;

Ø het feit of je vraag bij de vertrouwenspersoon van EHV op de juiste plaats is.

 

Hoe vertrouwelijk is een vertrouwenspersoon?

Dat het belangrijk kan zijn om ook andere personen bij een vraag of probleem te betrekken zal duidelijk zijn, maar dit zal nooit zonder overleg en toestemming gebeuren! De gesprekken die er tussen jou en de vertrouwenspersoon plaatsvinden, daar wordt niemand van op de hoogte gesteld, zonder dat jij daar én toestemming voor hebt gegeven én van op de hoogte bent.

 

De activiteiten van de vertrouwenspersoon vallen onder de verantwoording van het Bestuur van EHV. Bij het afsluiten van het jaar rapporteert de vertrouwenspersoon aan dit bestuuróf er meldingen zijn geweest, van welke aard deze meldingen waren en hoe voortgang en afsluiting hebben plaatsgevonden. Privé informatie wordt hierbij niet gerapporteerd.

 

Waar is de vertrouwenscontactpersoon niet voor?

In principe is de vertrouwenscontactpersoon er voor incidenten, vermoedens van incidenten en vragen hier om heen, die tussen EHV-leden plaatsvinden of hebben plaatsgevonden of waarbij een relatie is tussen activiteiten binnen naam hockeyvereniging-verband en de betrokkene(n).

 

Bij twijfel: bespreek met de vertrouwenspersoon of je vraag bij haar/hem op de juiste plaats is.

De vertrouwenspersoon zal mensen niet persoonlijk opvangen en/of begeleiden. Als er verdere opvang noodzakelijk is zal dit, altijd met toestemming van de betrokkene(n), plaatsvinden buiten EHV.

De vertrouwenspersoon is er voor iedereen, van elke leeftijd binnen naam hockeyvereniging. Je kunt de vertrouwenspersoon bereiken via e-mail:[email protected]

 

Als er sprake is van seksuele intimidatie, dan kun je ook terecht bij het NOC*NSF meldpunt met eerste vragen, twijfels of om je verhaal te vertellen. Het NOC*NSF meldpunt is dag en nacht bereikbaar, ook in het weekend en op feestdagen. Het nummer is 0900 - 202 55 90 (0,10 per minuut).

 

 

 

 

 

 

 

 

Contract vertrouwenspersoon

 

Het bestuur van de Enschedese Hockey Vereniging (hierna te noemen: EHV) wijsttwee personen aan die de functie van Vertrouwenspersoon voor EHV zullen vervullen. Deze Vertrouwenspersonen vervullen hun taak op basis van de volgende regels:

 

De algemene taak van de Vertrouwenspersoon omvat het verzorgen van een eerste opvang van slachtoffers van ongewenst gedrag van overige leden van EHV dan wel van personen die in nauwe relatie staan tot EHV voor zover dit gedrag zich binnen de activiteiten van EHV heeft afgespeeld.

 

Daarnaast heeft de Vertrouwenspersoon de volgende taken:
a. de Vertrouwenspersoon is voor leden, donateurs, ouders, vrijwilligers en werknemers aanspreekbaar voor problemen binnen en eventueel buiten EHV die te maken hebben met ongewenst gedrag;
b. de Vertrouwenspersoon begeleidt de aangever in het verdere verloop van de melding;
c. de Vertrouwenspersoon bemiddeld, beantwoordt vragen, verwijst indien nodig naar hulpinstanties (KNHB, NOC-NSF), onderzoekt indien nodig en registreert;
d. de Vertrouwenspersoon behandelt de zaken in strikt vertrouwelijke sfeer en zorgt er voor dat de vertrouwelijkheid is gegarandeerd;
e. de Vertrouwenspersoon houdt van alle zaken een rapportage bij;
f. de Vertrouwenspersoon kan het bestuur van EHV in kennis stellen van het feit dat er melding is gemaakt van ongewenst gedrag, maar brengt alleen met toestemming van de betrokkene inhoudelijk rapport uit bij het bestuur van de gemelde kwestie.

 

Onder ongewenst gedrag wordt in ieder geval verstaan:
a. seksuele intimidatie;
b. agressie en geweld;
c. pesten;

d. discriminatie;

e. interne criminaliteit;

 

De Vertrouwenspersoon adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd in zijn algemeenheid over zaken betreffende ongewenst gedrag en over de wijze waarop dit is te voorkomen. Onder ongewenst gedag wordt in ieder geval verstaan: - seksuele intimidatie - bedreiging – discriminatie. Maar ook andere vormen van intimidatie, of van verbaal of lichamelijk geweld kunnen als ongewenst gedrag worden beschouwd.

 

-De Vertrouwenspersoon werkt volledig onafhankelijk, maar valt onder de verantwoordelijkheid van het Algemeen Bestuur van EHV.

-De Vertrouwenspersoon werkt zoveel mogelijk volgens het protocol voor Vertrouwenscontactpersonen (VCP) van NOC-NSF.

-De Vertrouwenspersoon volgt bij voorkeur de cursus"Vertrouwens Contact Persoon (VCP) in de Sport”, georganiseerd door NOC-NSF.

 

Wordt in eerste instantie een bestuurslid van EHV of een ander vertrouwd lid van EHV benaderd, dan kan, op verzoek van de betrokkene, de Vertrouwenspersoon worden ingeschakeld. Een bestuurslid of een vrijwilliger van EHV wijst de melder van ongewenst gedrag te allen tijde op de mogelijkheid om de Vertrouwenspersoon in te schakelen.

De Vertrouwenspersoon heeft in principe geheimhoudingsplicht. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij de Vertrouwenspersoon vanwege gewetensnood deze geheimhouding wil verbreken. De Vertrouwenspersoon kan de geheimhouding pas dan verbreken, als de Vertrouwenspersoon heeft voldaan aan de voorwaarden gesteld in de ‘Gedragscode Omgaan met vertrouwelijkheid voor vertrouwenspersonen’ (zie onderstaande Gedragscode).

 

Een lid van EHV die als Vertrouwenspersoon is benoemd, mag niet worden geschorst of geroyeerd op grond van een actie die vanuit de functie van de vertrouwenspersoon is ingezet. De Vertrouwenspersoon heeft de mogelijkheid in overleg met EHV en op kosten van EHV extern advies in te schakelen indien hij/zij dit in een hem/haar voorgelegde zaak nodig acht. Ten behoeve van het jaarverslag van EHV geeft de Vertrouwenspersoon jaarlijks het aantal meldingen over ongewenst gedrag door aan het bestuur. De vertrouwenspersoon heeft relevante ervaring in het werkveld en kan dit zo nodig onderbouwen met getuigschriften of gevolgde trainingen. Desgewenst kan een training namens EHV worden gevolgd.

 

Vastgesteld door het bestuur van EHV in Enschede op 23 juni 2016 en goedgekeurd door de Algemene Ledenvergadering op 23 juni 2016.

 

PS: Als er sprake is van seksuele intimidatie, dan is het ook mogelijk contact op te nemen met het NOC*NSF meldpunt met eerste vragen, twijfels of om je verhaal te vertellen. Het NOC*NSF meldpunt is dag en nacht bereikbaar, ook in het weekend en op feestdagen. Het nummer is 0900 - 202 55 90 (0,10 per minuut).

Gedragscode omgaan met vertrouwelijkheid voor Vertrouwenspersonen

 

De Vertrouwenspersoon gaat een vertrouwensrelatie aan met de klager/klaagster of andere personen die een beroep doen op hem/haar of tot wie hij/zij zich richt. Daarom belooft de Vertrouwenspersoon alle betrokkenen geheimhouding van hetgeen hem/haar bij de uitoefening van zijn/haar rol als Vertrouwenspersoon ter kennis komt. Uitzonderingen hierop zijn alleen mogelijk als de klager/klaagster of andere persoon/personen schriftelijk toestemming geven tot het doorbreken van deze belofte tot geheimhouding, of wanneer zeer dringende redenen aanwezig zijn.

 

Bij het ontbreken van schriftelijke toestemming van de betrokken persoon om informatie aan derden te verstrekken kan de Vertrouwenspersoon zich pas ontheven achten van de belofte tot geheimhouding indien tenminste voldaan is aan alle van de vijf hieronder genoemde voorwaarden:


a. alles is in het werk gesteld de toestemming van betrokken persoon te verkrijgen;
b. de Vertrouwenspersoon verkeert in gewetensnood door het handhaven van de geheimhouding;

c. er is geen andere weg dan doorbreking van de geheimhouding om het probleem op te lossen;

d. het is vrijwel zeker dat het niet-doorbreken van de geheimhouding voor betrokkenen of voor derden aanwijsbare en ernstige schade en/of gevaar zal opleveren;

e. de Vertrouwenspersoon is ervan overtuigd dat de doorbreking van de geheimhouding de schade aan betrokkenen of derden in belangrijke mate zal voorkomen of beperken.

 

Indien een dergelijke situatie zich voordoet, zal de Vertrouwenspersoon zijn/haar redenen om de geheimhouding te doorbreken met een ter zake kundige partij bespreken alvorens de geheimhouding te doorbreken.

 

De Vertrouwenspersoon brengt betrokkene op de hoogte van het voornemen de geheimhouding te doorbreken alvorens dit daadwerkelijk te doen.

Indien het doorbreken van de geheimhouding dit noodzakelijk maakt, verwijst de Vertrouwenspersoon betrokkene onverwijld naar een andere Vertrouwenspersoon en/of andere instantie.


Stappenplan KNHB melding ongewenst gedrag

Zie  deze afbeelding op de website

 

 

 
Hoofdsponsor
Shirtsponsoren
Sponsoren